Wil je meer uit je opmaak halen? In dit artikel leggen we de uitgebreide mogelijkheden uit.
We behandelen hier de uitgebreidere instellingen voor de opmaak. Wil je eerst weten hoe je de basis instelt? Bekijk dan het artikel over de basisopmaak.
Let op: Het bewerken van een opmaak valt buiten de ondersteuning van SnelStart.
Wil je hulp bij het bewerken van je opmaak?
Onze specialisten van het regiokantoor staan voor je klaar.
In dit artikel:
1. Extra witruimte instellen
2. Formatstrings
3. Formules
4. Zichtbaarheidsinstellingen (visible)
5. Sorteren van data op een opmaak
1. Extra witruimte instellen
Je kunt extra witruimte instellen. Gebruik je bijvoorbeeld briefpapier? Dan wil je misschien op sommige plekken meer of juist minder witruimte. Je past dit eenvoudig zelf aan.
- Maak eerst de ruimte van je band groter. Dit doe je door met je muis naar de omlijning van de band te gaan totdat je een tweerichtingspijl ziet. Je kunt de band nu groter maken.
- Selecteer alle onderdelen in de band. Klik met je muis in de band en sleep over alle elementen heen. Zijn alle onderdelen geselecteerd? Dan ziet dat er zo uit:
- Als je nu klikt in een geselecteerd onderdeel dan kun je alle onderdelen tegelijk verslepen. Dat is handig als je bijvoorbeeld bovenaan extra witruimte wilt. Houd je muis ingedrukt terwijl je alles naar beneden sleept.
Let op:
- Als je alle velden teveel naar links sleept dan schuiven de velden over elkaar.
2. Formatstrings
Formatstrings zijn stukjes tekst of codes die bepalen hoe gegevens moeten worden weergegeven. Denk aan getallen, datums, tijden of valuta. Je gebruikt een formatstring dus om aan te geven in welk format iets moet verschijnen.
Een voorbeeld:
Stel je heb het getal 20250519 (19 mei 2025)
Met een formatstring kun je dat o.a. weergeven als:
- 19-05-2025
- maandag 19 mei 2025 of
- 2025/05/19
Formatstring bij aantallen en bedragen (het aantal decimalen)
In SnelStart staan verschillende formatstrings ingesteld. Deze kun je eventueel aanpassen:
- Selecteer bijvoorbeeld het veld aantal in je detailband.
- Bij de properties (eigenschappen) zie je het veld Text Format String: {0:#,##0.00}. Dit bepaalt hoe een getal wordt weergegeven.
- Elke formatstring begint met {0: en eindigt met } . Deze opbouw moet je altijd behouden. De andere tekens daar tussen kun je aanpassen. Hieronder leggen we die opbouw uit:
- De #,## (hekjes) zijn een optioneel teken voor duizendtallen. Dit wordt alleen getoond als het nodig is. Voorbeeld: bij het getal 1498 verschijnt dit als 1.498,00
- , (komma): dit is eigenlijk een punt in de Nederlandse weergave. In SnelStart geldt:
Komma = punt (duizendtalscheiding)
punt = komma (decimaalteken - De 0.00 is het verplicht gedeelte. Dit betekent dat er altijd twee decimalen worden getoond. Het getal 2 wordt weergegeven als 2,00. Het getal 1498 als 1.498,00.
- Wil je dat in een bepaald veld meer of minder decimalen wordt getoond dan kun je een 0 meer of minder toevoegen. Pas je het veld bijvoorbeeld aan naar: {0:#,##0.0000} dan zie je bij een aantal van 4 dit op de opmaak: 4,0000.
- Selecteer je een veld met daarin een (sub)totaal bedrag dan staat standaard ook een euroteken als format string ingesteld. Dit ziet er dan zo uit: € {0:#,##0.00}
- Als je geen euroteken in een bedrag veld wilt dan kun je dit tegen weghalen bij de format string.
Samenvatting van de format string bij aantallen en getallen:
€ {0:#,##0.00} betekent:
{0: } = Dit betekent: Gebruik het eerste getal dat ik meekrijg. De 0 verwijst naar de eerste waarde die wordt ingevuld. We noemen dat de index, en die begint bij 0.
€ = als je een euro teken voor een bedrag wilt.
#,## = Optionele teksten. Worden alleen getoond bij duizendtallen.
0.00 = De verplichte velden. Dit geeft het aantal decimalen aan.
Formatstring bij een datumveld:
In een datumveld kun je bij Format string aangeven hoe je de datum getoond wilt hebben. Standaard staat de format string ingesteld op: {:dd-MM-yyyy). De datum wordt dan getoond als 20-05-2025. De hoofdletters MM staan voor maand, zou je hier mm typen dan gaat het om minuten. Als je de weergave van de datum wilt wijzigen klik je in het veld Format String op de drie puntjes aan de rechterkant. Je kunt dan een andere weergave instellen.
3. Formules
Je kunt in de opmaak werken met formules. Hoe je dat doet? De basisinstellingen leggen we hieronder uit.
Let op: je kunt geen formules kopiëren uit SnelStart 12 en gebruiken in Polaris.
De formule editor is hoofdlettergevoelig. De manier waarop je iets moet opschrijven in de ene editor is anders dan in de andere.
Tip: Heb je een formule aangepast en wil je later terugzien wat de oorspronkelijke formule was?
Geen probleem — in al onze voorbeeldopmaken zijn meerdere formules al toegevoegd.
Om die snel bij de hand te hebben, kun je het volgende doen:
-
Kopieer een voorbeeldopmaak naar je eigen omgeving.
-
Sla deze op onder een herkenbare naam, bijvoorbeeld Formuleopmaak.
-
Zo heb je altijd een referentie bij de hand om de originele formules terug te vinden.
Op deze manier kun je veilig experimenteren met je eigen formules, terwijl je de standaardinstellingen altijd gemakkelijk kunt raadplegen.
Werken met formules
- Selecteer een bestaand label (veld) of voeg een nieuw veld toe aan de opmaak.
- Hieronder is een tabelcel geselecteerd waarin je een deel van de de formule: Iif([Verkooporder.Totaal inclusief btw] ziet staan. Aan de rechterkant zie je een F-icoon verschijnen wanneer je het veld hebt geselecteerd. Dat is het symbool voor formules.
- Klik op het F-icoon. De editor voor je formules opent:
- Omdat we nu een tabelcel geselecteerd hebben waarin al een formule stond zie je deze formule nu. Heb je een nieuw label (veld) geselecteerd dan is dit de plek waar je de formule zelf moet maken.
- Aan de linkerkant zie je verschillende onderwerpen staan. In bovenstaande afbeelding is de formule voor een Text veld ingevoerd is. Dit zie je doordat Text dikgedrukt is en het F teken daarnaast staat.
- Bij Text zie je formule staan. In dit voorbeeld is dat: Iif([Verkooporder.Totaal inclusief btw] <= 0,'Creditfactuur','Factuur'). Hieronder leggen we deze formule verder uit.
- Als je een haakje selecteert of aanklikt wordt automatisch ook het complementeerde haakje geselecteerd doormiddel van een lichtgrijs kader om het haakje heen.
- Let op: Als je niet op OK kunt klikken in de formule editor dan is de opbouw van je formule niet goed, denk aan haakjes en komma's.
Voorbeeld: uitleg van een formule
In de afbeelding hierboven zie je deze formule staan:
=Iif([Verkooporder.Totaal inclusief btw] <= 0, "Creditfactuur", "Factuur")
Wat doet deze formule precies?
Deze formule controleert het bedrag van de verkooporder, inclusief btw.
-
Is het bedrag 0 of lager? Dan wordt de tekst "Creditfactuur" getoond.
-
Is het bedrag hoger dan 0? Dan staat er "Factuur".
Uitleg van de onderdelen:
-
Iif
is een functie die staat voor ‘als’ (If). -
Tussen de haakjes staan drie onderdelen:
-
De voorwaarde:
[Verkooporder.Totaal inclusief btw] <= 0
→ betekent: als het bedrag kleiner dan of gelijk aan 0 is. -
De waarde als dit waar is:
"Creditfactuur"
-
De waarde als dit niet waar is:
"Factuur"
-
-
De blokhaken
[]
geven aan dat het gaat om een databaseveld uit de administratie. -
De teksten
"Creditfactuur"
en"Factuur"
staan tussen aanhalingstekens omdat het platte tekst is.
De kleuren in een formule:
De operator = grijs
De functies, haakjes en getallen = zwart
Een database veld = lichtblauw
Platte tekst = donkerblauw
Overige onderdelen:
In de editor om je formules te maken zie je nog een aantal opties. We leggen hiervan drie onderdelen uit; Fields, Functions en Operators.
Fields
Hier staan de databasevelden vanaf het niveau waarop het datamember van het rapport staat ingesteld. Dit vind je terug bij Report1 onder Datamember. De velden van bovenliggende niveaus kun je hier niet zien. Je kunt deze wel toevoegen in de formule. Tip: sleep dit veld los in je opmaak, open de formule editor, kopieer de inhoud en plak dit daarna hier in je formule. Zo heb je de juiste notatie van het databaseveld te pakken.
Functies
Hier staan de functies die je kunt toevoegen in een formule. De veelgebruikte functies leggen we hieronder uit:
Functie | Betekenis |
Iif(, , ) | Een logische functie om specifieke waardes weer te geven op basis van een voorwaarde. Iif(voorwaarde,waar,niet waar) |
IsNull() | Deze geeft als uitkomst true als het opgegeven veld daadwerkelijk Null (leeg) is. IsNull([databaseveld]) |
Abs() | Dit zet negatieve getallen om naar positieve. Abs([databaseveld]) |
Trim() | Dit haalt alle spaties aan de voor- en achterkant van de inhoud weg Trim([databaseveld] |
Len() | Dit telt uit hoeveel karakters het opgegeven veld bestaat. Len([databaseveld]) |
Concat(, ) | Dit gebruik je om meerdere losse onderdelen aan elkaar te zetten. (concateneren betekent aaneenschakelen) Concat('Tekst',[databaseveld],'Tekst') Voorbeeld: Concat('Totaal ',[Verkooporder. Totaal inclusief btw]) |
NewLine() |
Dit is een enter naar een nieuwe regel. Deze wordt bijvoorbeeld gebruikt in de NAW gegevens om het volgende gegeven op de nieuwe regel te laten beginnen. |
FormatString('') | Hiermee forceer je een gegeven in een formule om een bepaald format aan te nemen. FormatString('{Format}',[databaseveld]) Voorbeeld: FormatString('{0:€ #,##0.00}',[Verkooporder Totaal inclusief btw]) |
Upper() | Hiermee komt alles in grote letters Upper([databaseveld]) |
Lower() | Hiermee komt alles in kleine letters Lower([databaseveld] |
LocalDateTimeNow() | Hiermee laat hij de waarde zien van je systeem datum en tijd op het moment dat je het document genereert. Je vult dit in zoals de formule hier staat. |
Totalen berekenen:
In de editor kun je automatisch het totaal van een veld laten berekenen. Hiervoor gebruik je de functie Sum().
Er zijn meerdere varianten van deze functie beschikbaar. Een deel van deze variaties vereisen wel een extra instelling in het veld: de optie summary. Deze instelling mag dan niet op None staan.
Een veelgebruikte variant is sumCarryoverSum. Deze zie je terug in de pageheader en pagefooter bij de subtotalen per pagina.
Laten we die even opsplitsen:
-
sum verwijst naar de samenvattingsinstelling (summary) van het veld. (dat is met een kleine s)
-
CarryoverSum geeft aan dat je het totaal wilt laten doorlopen naar de volgende pagina. Handig bij rapportages die over meerdere pagina’s gaan. (Sum is met een hoofdletter van Sum functie)
Zorg er dus voor dat je de juiste samenvattingsoptie instelt en de juiste functie gebruikt, afhankelijk van wat je wilt optellen en hoe je het resultaat wilt tonen.
Hieronder een overzicht van de verschillende varianten.
Functie | Betekenis |
Sum() | Deze staat voor de som (optelling) van alle data voor het gekozen databaseveld. Sum([databaseveld]) |
sumCarryoverSum() | Berekent de te overgedragen en overgebrachte totalen. sumCarryoverSum([databaseveld]) |
sumRunningSum() | Berekent de som van alle voorgaande waarden die voor de huidige waarden zijn weergegeven. Voorbeeld: voor Cumalitieve weergaven. sumRunningSum([databaseveld]) |
sumSum() | Berekent het totaal binnen de gespecificeerde regio. De regio is dat wat bij summary staat ingesteld. sumSum([databaseveld]) |
Operators
Dit zijn speciale tekens in een formule. We leggen hieronder uit wat deze betekenen:
Operator | Betekenis |
+ | Dit telt twee getallen bij elkaar op, of voegt twee tekstvelden samen (concatenatie) Voorbeeld: [databaseveld] + 4 = telt 4 op bij het databaseveld. [voornaam + ' ' + [achternaam] = voegt voornaam en achternaam samen met een spatie ertussen. |
- | Trekt het ene getal van het andere af Voorbeeld: [databaseveld] - [databaseveld] = geeft het verschil tussen twee prijzen |
* | Vermenigvuldigt twee getallen met elkaar Voorbeeld: [databaseveld] * [databaseveld] = berekent het totaalbedrag |
/ | Deelt het databaseveld door twee Voorbeeld: [databaseveld] / 2 = halveert de hoeveelheid |
% | Geeft de restwaarde van een deling aan (modulo) Voorbeeld: [databaseveld] % 3 = toont de restwaarde dat overblijft als je de waarde uit het databaseveld deelt door 3. |
l |
Vergelijkt per bit twee getalen. Als één van beide bits 1 is, wordt het resultaat 1 |
& | Vergelijkt per bit twee getalen. Alleen als beide bits 1 zijn, wordt het resultaat 1 Voorbeeld: [databaseveld] & 10 |
^ | Vergelijkt per bit twee getallen. Het resultaat is 1 als de bits verschillend zijn. Voorbeeld: [databaseveld] ^ [databaseveld] |
== | Geeft True als beide waarden gelijk zijn, anders False Voorbeeld: [databaseveld] == 10 = waar als de waarde van het databaseveld ook 10 is. |
!= | Geeft True als de waarden ongelijk zijn, anders False Voorbeeld: [databaseveld] != 'France' = waar als het land niet Frankrijk is. |
< | Controleert of iets kleiner is dan een andere waarde Voorbeeld [databaseveld] < 20 |
<= | Controleert of iets kleiner dan of gelijk is aan een andere waarde |
>= | Controleert of iets groter dan of gelijk is aan een andere waarde |
> | Controleert of iets groter is dan een andere waarde |
In | Controleert of een waarde voorkomt in een reeks Bijvoorbeeld [databaseveld] In ('USA', 'UK' , 'Italy') = waar als de waarde in het databaseveld een van de genoemde gegevens bevat. |
Between | Geeft True als een waarde tussen twee grenzen ligt (inclusief de grenzen zelf) Voorbeeld: [databaseveld] Between (10, 20) = waar bij een waarde van 10 t/m 20 |
And of && | Logische En-operator: Beide voorwaarden moeten waar zijn Voorbeeld: [databaseveld] And [databaseveld] > 100) [databaseveld] && [databaseveld] > 100) |
Or | Logische Of-operator: één van beide voorwaarden moet waar zijn Voorbeeld: [databaseveld] == 'USA' Or [databaseveld] == 'UK' |
Not | Logische Niet-operator: keert de waarde van een voorwaarde om Voorbeeld: Not of [InStock] ( bijv. != ) |
4. Zichtbaarheidsinstellingen (visible)
Je kunt voor vrijwel elk onderdeel in de opmaak een visible-voorwaarde instellen. Hiermee bepaal je wanneer een veld, tabel, cel, band of afbeelding zichtbaar mag zijn.
Belangrijk:
Als je geen formule invult bij het veld visible, wordt het onderdeel standaard altijd getoond. Vul je wel een voorwaarde in, dan wordt het onderdeel alleen getoond wanneer die voorwaarde waar is.
Met andere woorden: gebruik het visible-veld alleen als je een specifieke voorwaarde hebt waarop het onderdeel zichtbaar moet zijn. Is de voorwaarde waar, dan wordt het onderdeel weergegeven.
1. Hoe stel ik een visible in?
We leggen dit uit aan de hand van drie voorbeelden:
Voorbeeld 1:
We nemen de letter i als voorbeeld uit het tabel dat de bedrijfsgegevens weergeeft op bijvoorbeeld een factuur. Dit onderdeel bevindt zich in de opmaak van een factuur, onder het onderdeel Bedrijfsgegevens.
-
Selecteer de cel waarin de letter i staat dat alleen zichtbaar wordt als een e-mailadres is ingevuld. In de afbeelding hieronder zie je om welke cel dit precie gaat. Deze cel bevat een visible-voorwaarde die controleert of het e-mailadresveld is ingevuld. Als dat het geval is, wordt het icoon getoond op de factuur. Is het veld leeg, dan blijft het icoon verborgen.
- Klik op het f teken nadat je de cel hebt geselecteerd. De expression editor opent. Doordat de letter i platte tekst is zie je dit aan de rechterkant bij instellingen. Je herkent dat in deze cel een visible is ingesteld doordat aan de linkerkant visible dikgedrukt is en daar het f teken naast staat.
- Klik aan de linkerkant op visible. Je ziet daar de volgende voorwaarde staan.
- De formule in dit voorbeeld haalt alle spaties links en rechts weg bij de waarde uit dit veld, en gaat dan het aantal karakters tellen. Als dit aantal hoger is dan 1, dan wordt de inhoud van het veld zichtbaar. Dit ziet er dan zo uit:
- Is het veld leeg, dan blijft het icoon (het i teken) verborgen.
Voorbeeld 2
Stel, je selecteert het veld Aantal, dat zich in de detailband bevindt:
Als je bij de visible-eigenschap de formule [Aantal] > 10
invult, dan worden op de lay-out alleen aantallen getoond die groter zijn dan 10.
Je hoeft hiervoor geen extra functies toe te voegen in formule — de voorwaarde in de visible-formule is voldoende.
Voorbeeld 3
In de Reportheader van de factuuropmaak zie je aan de linkerkant het onderdeel Betaalgegevens. Dit bestaat uit een tabel met meerdere rijen onder elkaar.
-
De onderste rij bevat een formule en wordt alleen getoond wanneer het factuurbedrag lager is dan € 0,00. Dit geldt dus bij een creditfactuur.
-
De rijen erboven hebben een visible-voorwaarde ingesteld staan op de gehele tabelrij, die ervoor zorgt dat de hele rij alleen getoond wordt als de voorwaarde waar is.
Omdat het om een tabel gaat en je de visible-instellingen per rij kunt instellen, worden de niet-relevante rijen automatisch verborgen. De rij die wél aan de voorwaarde voldoet (bijvoorbeeld de creditregel) schuift dan automatisch omhoog in de weergave.
Kortom: op deze manier kun je met eenvoudige logica bepalen wanneer velden wel of niet zichtbaar moeten zijn.
Een visible instellen zonder voorwaarde
Standaard zijn alle onderdelen die je toevoegt op een factuur zichtbaar. Dit kun je per onderdeel terug vinden aan de rechterkant in de instellingen onder Behavior. Als je een onderdeel niet zichtbaar wilt maken kun je de visible optie hier uitvinken. Ongeacht de inhoud wordt dit onderdeel dan nooit zichtbaar.
Bijvoorbeeld:
- In de editor van de factuuropmaak zie je aan de rechterkant de Bedrijfsgegevens:
- Tussen de regel Instellingen en IBAN zie je een gestreepte tabelcel.
- Selecteer het veld.
-
Aan de linkerkant van het scherm vind je Properties (eigenschappen).
Ga daarin naar het onderdeel Behavior. Onderaan dit gedeelte zie je de optie Visible.-
Geen vinkje gezet?
Dan wordt het veld standaard niet getoond op de factuur. -
Wel een vinkje gezet?
Dan wordt het veld altijd getoond, tenzij je er nog een visible-voorwaarde aan toevoegt.
Met andere woorden: door deze checkbox aan of uit te zetten, bepaal je of het element standaard zichtbaar is. Voor meer controle kun je eventueel aanvullend een voorwaarde invullen in de formule editor.
-
5. Sorteren van data op een opmaak
Stel dat je een overzicht van facturen maakt en je wilt dat ze altijd op factuurnummer oplopend worden weergegeven. In de opmaak kun je dit instellen, zodat de gegevens automatisch in de juiste volgorde staan.
Hieronder lees je hoe je dit stap voor stap doet.
- Selecteer het veld in de opmaak waarvan je de inhoud wilt selecteren.
- Aan de rechterkant bij Properties (eigenschappen) zie je onder Behavior de optie Interactive sorting.
- Klik op Interactive sortering zodat deze optie open klapt.
- Selecteert de band waarin het veld staat dat je wilt sorteren. Je vindt de naam van de band aan de linkerkant in de gekleurde stroken.
- Er verschijnt een nieuwe optie: sort fields, welke je ook weer opent kunt klikken:
- Achter de sort fields zie je 4 icoontjes staan:
- met het pijltje omhoog kun je het veld dat je wilt sorteren een plaats omhoog schuiven om de volgorde van sortering aan te passen. Dit kun je alleen gebruiken als je meer dan één veld in een band wilt sorteren.
- Met het pijltje naar beneden kun je het veld dat je wilt sorteren een plaats naar beneden verschuiven om de volgorde van de sortering aan te passen.
- Met de + kun je een nieuw veld toevoegen om te sorteren
- Met de - kun je een veld dat je hebt toegevoegd verwijderen. - Als je op het + teken hebt geklikt zie je de optie om een veld te selecteren verschijnen:
- Klik op het pijltje in de witte regel en selecteer het veld dat je wilt sorteren. Let op: Wanneer je een veld hebt gekozen zie je in de regel een engelse term staan. Dit is de engelse vertaling van het veld dat je hebt gekozen. Dit kun je zelf niet aanpassen en mag je zo laten staan:
- Achterin de regel zie je een X staan. Daarmee kun je het veld verwijderen.
- Rechts in de regel zie je ook een pijl omhoog. Deze bepaalt de sorteervolgorde van het specifieke veld:
- Pijl omhoog: sorteert de data oplopend van laag naar hoog
- Pijl omlaag: sorteert de data aflopend van hoog naar laag
- De optie twee pijltjes met een streep erdoor schakelt de sortering uit.
Was dit artikel nuttig?